Suikerziekte bij je kat

Suikerziekte, oftewel diabetes mellitus, komt ook voor bij katten. Heeft je kat suikerziekte, dan moet je hem daarvoor behandelen. Door een kat met suikerziekte met medicijnen te behandelen, kan hij gewoon een fijn leven leiden, zonder al te veel last te hebben van de diabetes. 

Wat is suikerziekte precies? 

Het lichaam van een kat met suikerziekte maakt te weinig insuline aan. Insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier en is een hormoon dat ervoor zorgt dat suikers worden opgenomen in cellen. Lichaamscellen kunnen de suikers namelijk omzetten in energie. Als je kat te weinig insuline heeft, blijven de suikers achter in het bloed. Als dit lang genoeg onbehandeld blijft, kan je kat: 

  • blind worden; 
  • door zijn achterpoten zakken;
  • wondjes krijgen die minder makkelijk helen;
  • een zoetige adem hebben;
  • een grotere kans hebben op blaas- of nierbekkenontsteking.

Wat zijn de symptomen van diabetes bij je kat?

Hoe kun je zien of jouw kat suikerziekte heeft? Als je kat de volgende symptomen laat zien, is het verstandig om naar de dierenarts te gaan: 

  • meer drinken;
  • meer plassen;
  • meer eten;
  • magerder worden;
  • uiteindelijk: spugen, minder energie en verzwakking.

De dierenarts kan met een bloedonderzoek vaststellen of je kat inderdaad suikerziekte heeft. Wordt de diagnose suikerziekte in een heel vroeg stadium vastgesteld? Dan kan je kat zelfs weer van de medicijnen afkomen en alleen met speciaal voer (voorgeschreven door je dierenarts) door het leven.

Hoe krijgt je kat suikerziekte?

Elke kat kan suikerziekte krijgen, maar katers lijken er iets gevoeliger voor te zijn. Vaak ontwikkelt suikerziekte zich als je kat ouder wordt. Ook overgewicht en weinig beweging spelen soms een belangrijke rol in de ontwikkeling van diabetes. Daarom komt suikerziekte ook vaker voor bij katten die binnen leven. Heb jij een binnenkat; probeer dan dagelijks twee keer vijf minuten met hem te spelen voor voldoende beweging.

Ook sommige medicijnen, zoals prednison en de prikpil (voor poezen), kunnen suikerziekte bevorderen. Deze medicijnen bevatten het hormoon corticosteroïden. Dit hormoon zorgt er soms voor dat het lichaam niet goed meer reageert op insuline.

Je kat kan ook suikerziekte krijgen door de aandoening acromegalie. Bij acromegalie heeft je kat een tumor in de hypofyse (een onderdeel van de hersenen). De hypofyse maakt meerdere hormonen aan en bij een verstoring kan dat ook invloed hebben op de bloedsuikerspiegel en de aanmaak van insuline.

Behandeling van suikerziekte bij je kat

Suikerziekte is niet leuk voor je kat, maar met de juiste medicijnen kan hij gelukkig een fijn en prima leven leiden. De dierenarts bepaalt hoeveel eenheden insuline je kat nodig heeft. Dit moet op twee vaste momenten per dag worden ingespoten. Je dierenarts leert je hoe je dat zelf kunt doen. Meestal moet je insuline spuiten vlak nadat je kat gegeten heeft. Zo helpt de insuline je kat om de suikers uit het eten op te nemen in zijn cellen, zodat de suiker wordt omgezet in energie. 

Heeft je kat suikerziekte, dan zal de dierenarts in de meeste gevallen adviseren om over te stappen op een speciaal dieetvoer dat minder koolhydraten en meer eiwitten bevat om je kat tijdens deze aandoening te ondersteunen. Ook is een halfjaarlijkse controle bij de dierenarts belangrijk om het verloop van de ziekte goed in de gaten te houden. 

Worden de behandelkosten voor suikerziekte bij je kat vergoed?

Meer weten?

Bekijk de vergoedingen voor behandelingen voor je kat of bekijk het overzicht van andere aandoeningen.

Naar alle aandoeningen Naar de vergoedingen

Disclaimer: OHRA heeft zo goed mogelijk relevante informatie over deze aandoening voor je verzameld. Is de verzamelde informatie niet juist of onvolledig, dan is OHRA niet aansprakelijk.